The Roeg Files: The Man Who Fell to Earth (1976)

The Man Who Fell to Earth (1976)
Verdieping 04 jun 2025
In deze longread dompelt Patrick Duynslaegher je onder in de classic The Man Who Fell to Earth (1976)

Het terugzien van The Man Who Fell to Earth was een revelatie: deze film waarin het narratief volledig naar de achtergrond wordt geduwd ten bate van één lange audiovisuele trip, een aaneenschakeling van cinematografische vondsten en een mise en scène en montage vol verrukkelijke associaties. Stilistisch is het zeker de meest geraffineerde en adembenemende film van Nicolas Roeg (en met 140 minuten ook zijn langste).

The Man Who Fell to Earth (1976)

Het meest bevreemdende levend object blijft zijn hoofdrolspeler: van bij de beginbeelden waarin de androgyne Bowie _ feloranje haar, zijn tenger katachtig lijf gehuld in een duffelcoat _ een heuvel afdaalt in het Amerikaanse Zuidwesten, is de toon gezet van deze raadselachtige cultklassieker die zelfs bij herhaalde visie een vorm van mysterie bewaart.

In zijn eerste en nog altijd beste filmrol speelt, of liever incarneert, David Bowie een alien die op onze aarde het water komt zoeken om zijn door droogte bedreigde planeet Anthea van de ondergang te redden. Met het verkopen van patenten op geavanceerde technologieën bouwt hij onder zijn nieuwe identiteit van Thomas Jerome Newton (Bowie) en geadviseerd door een half sinistere advocaat (Buck Henry), een zakenimperium op dat hem in staat moet stellen het ruimteschip in elkaar te knutselen voor de terugkeer naar zijn gezin in outer space. Er is ook een CIA-achtige organisatie die hem saboteert en een voor een de mensen uit zijn omgeving (zijn minnares, zijn lijfwacht en een briljante wetenschapper) rekruteert. Gaandeweg wordt hij door aardse verlokkingen afgeleid van zijn missie, tot hij dermate is beschadigd dat hij niet meer terug kan. Voor wie dit allemaal een beetje vaag en zweverig vindt, wacht tot u de film hebt gezien die nog veel onduidelijker en unheimisch is dan deze gedoemde poging om de synopsis te resumeren. Nicolas Roeg is namelijk een meester van de ambiguïteit en de geheimdoenerij. Hij zweert bij het credo: waarom een verhaal heel simpel te vertellen als het ook moeilijk kan? Gelukkig doet hij met zoveel brio dat het ons niet eens stoort maar integendeel intrigeert en fascineert ondanks het ontbreken van een narratieve spanning. Roeg is altijd tuk geweest op het achterhouden van plotinformatie, maar gaat daar in deze film extreem ver in.

  • Buck Henry
    Buck Henry in The Man Who Fell to Earth (1976)
  • Spaceship
    David Bowie als Thomas Jerome Newton

The Man Who Fell to Earth is een van de zeldzame sciencefiction films die niet loopt te pronken met special effects en futuristische decors. Roeg is spaarzaam met beelden van planetaire landschappen, buitenmenselijke fysionomie en ruimte machinerie. Het weinige futuristisch dat hij toont is ook opmerkelijk low tech. In de meest ‘futuristische’ scènes zien we Newton en zijn familie in een nauwsluitend plastic pak; ze torsen een met water gevulde jerrycan op hun rug en door hun dooraderd lichaam stroomt geen bloed maar water. Wel gebruikt Roeg het sciencefiction genre om allerlei complexe ideeën en filosofische concepten puur cinematografisch gestalte te geven. Zoals _ alle verhoudingen in acht genomen _ de Stanley Kubrick van 2001: A Space Odyssey (1968). Met zijn visionaire opvattingen over identiteit, seksualiteit, communicatie, milieu en big business was Roeg zijn tijd ver vooruit en voorspelde hij al de globalisering van de wereldeconomie en de Big Brother achtige proliferatie van de audiovisuele cultuur. Maar de politiek-allegorische dimensie wordt er niet dik opgelegd, het is slechts een van de vele mogelijke interpretaties van deze gelaagde film.

  • Planet
  • Bowie gezin
Pioniers themanwhofell

Roegs stilistisch stokpaardje _ een versplinterde, associatieve montage _ is hier nog functioneel ook, want dit procedé drukt het tijdsbesef uit van de buitenaardse bezoeker die in een parallelle tijd vertoeft waarin het nu, wat is geweest en wat zal zijn, allemaal naar één niveau wordt getild. De film verloopt in grote lijnen chronologisch, maar Roeg en zijn cutter Graeme Clifford ondermijnen dit door in de elkaar opvolgende sequenties beelden of korte scènes in te lassen die in feite thuishoren in komende sequenties. Wat een aaneenschakeling veroorzaakt van echo-effecten. Tijd en ruimte worden heel inventief gemanipuleerd. Zo is er een autorit door de woestijn waarbij Newton door het raampje kijkt en hij als enige in het landschap beelden ziet van pioniers, gepresenteerd als afgeronde oude gele foto’s. Een ander desoriënterende tijdsfactor is dat ofschoon het verhaal over vele jaren speelt, het David Bowie personage als enige nooit veroudert, maar alle andere personages wel. Bowie incarneert hier de meest extreme versie van de outsider die het werk van Roeg domineert, een alien die als tijdreiziger alleen in de wereld staat en eenzamer en kwetsbaarder wordt naarmate de dagen, weken, maanden en decennia verstrijken.

De Brit Roeg kijkt zelf naar Amerika met de ogen van een alien: hij ziet steden als wouden van betoverende wolkenkrabbers en herleidt desolate landschappen in New Mexico tot sensuele abstracties. De woestijnbeelden doen aan Zabriskie Point (1970) van Antonioni denken en Roeg haalt alle technische middelen uit de kast om in een verbluffend 360 graden shot het onmetelijke van de landschappen in New Mexico in hun grote diversiteit te vatten.

  • Desert scene themanwhofell
    Woestijnscène The Man Who Fell to Earth (1976)
  • Zabriskiepoint
    Zabriskie Point (1970)

Overgevoelig aan de buitenwereld schuilt Newton achtereenvolgens in een van alle communicatie voorziene auto, in een motel, in een groot huis aan het meer en in een woestijn hut. In plaats van voor decors te kiezen die de toekomst moeten voorstellen, vertrekken Roeg en zijn production designer Brian Eatwell van bestaande eigentijdse decors die ze dan door schaal, overdrijving en visualisering bevreemdend maken. Zoals het duplex hoog in een wolkenkrabber van de advocaat en zijn partner waar ook in een onthutsende scène iemand uit het raam wordt gegooid, wat maar lukt bij de tweede poging want bij de eerste wilde het glas maar niet barsten. Maar het indrukwekkendst is een trompe l’oeil effect waarbij de camera in een achterwaartse travelling door een reeks kamers trekt die allemaal weelderig en Kitscherig gedecoreerd zijn, maar telkens in een compleet andere stijl. In een van de kamers zijn de muren volledig bekleed met een reusachtige foto van een woud in warme herfstkleuren. (Ik vraag me af of De Palma hier niet de mosterd haalde voor een gelijkaardige _ weliswaar een ander seizoen oproepende _ monumentale trompe l’oeil in de vergaderzaal van de autodealer in Scarface).

Omdat zijn volk door watertekort aan het sterven is, verwerkt Roeg in alle scènes beelden van water (van meren tot zwembaden, van regen tot spuitwater). De ironie is dat Newton eerst alleen maar water drinkt maar onder invloed van de verpleegster (Candy Clark) overschakelt naar gin. Waardoor hij een dronkaard wordt en niet meer in staat is zijn missie uit te voeren. Gezien de tijd waarin de film gemaakt werd zou je denken dat het in de plot om drugs zou draaien, terwijl alcohol de grote boosdoener is en de belangrijkste menselijke zwakte waar de alien aan bezwijkt.

Het is bijna onbegonnen werk om op alle referenties, citaten en zijsprongen in te gaan. Een van de meest in het oog springende verwijzingen is het schilderij De val van Icaros van Breughel, waar de professor op valt bij het doorbladeren van een kunstboek.

En dan zijn er natuurlijk de vele vragen die onbeantwoord blijven (tenzij ze ergens tussen de beelden verborgen zitten). Waarom is de advocaat homoseksueel? Mocht de film nu gemaakt worden zou je die vraag niet meer stellen maar anno 1976 was er altijd een goede (of vaak slechte) reden waarom een personage als gay geportretteerd werd.

Water tmwft

Zoals te verwachten bevat de film ook een genereuze portie seks, zowel humaan als buitenaards en telkens gepaard gaand met een parallelmontage. Het eerste sekstafereel toont de prof chemie in de weer met zijn jonge studentes; ondanks de ongelijkheid tussen de partners gebeurt alles met instemming en is het zelfs de jonge vrouw die de nogal brutale vrijage domineert en er een kinky toontje aan geeft (ze trekt in een luchtig wurgspelletje de prof een zak over het hoofd). De brutaliteit van het standje wordt nog opgejaagd door het inlassen van een gewelddadige Kabuki opvoering, bijgewoond door Newton. In een andere, vrij grappige montage krijgen we twee vrijpartijen van de prof door elkaar gehaspeld met telkens een verschillend meisje dat wel krek dezelfde dialogen debiteert. De marsmannetjesseks is dan weer van een heel andere orde, de verpleegster moet eerst wat gewoon geraken aan de fysieke verschillen tussen de alien en de gewone sterveling. Maar de grootste verrassing is niet lichamelijk, wel dat het orgasme niet uit de mens komt, maar wel explosief uit de kosmos op de personages ejaculeert.

De keuze uit bekende films in de scènes waarin Bowie naar een reeks schermen tuurt (een hommage aan de Koreaanse videokunstenaar Nam June Paik, toen op het hoogtepunt van zijn roem?) verraadt ook het cinefiele signatuur van Paul Mayersberg, een filmcriticus gelieerd aan het tijdschrift Movie (jarenlang de tegenhanger van Sight & Sound) die met The Man Who Fell to Earth voor ’t eerst een van zijn scenario’s verfilmd zag. Mayersberg zegt zeer beïnvloed te zijn door Jean Cocteau en Les yeux sans visage (1960) van Georges Franju. De eerste voor het gebruik van spiegels; de laatste voor de mysterieuze ogen die Newton angstvallig achter ooglenzen verbergt en beschermt.

Bowie screens

Bowie is hier trouwens veel meer dan louter acteur, de hele film is doordrongen van zijn androgyne verschijning, biseksuele provocaties en onwezenlijke uitstraling. Bij het bewerken van de oorspronkelijke roman van Walter Tevis tot een werkbaar filmscript, liet Paul Mayersberg zich al inspireren door Bowie’s muziek en verwerkte hij zelfs teksten uit Space Oddity en Life on Mars in de filmdialogen. De volgende stap was dan ook om Bowie de score te laten schrijven terwijl Peter O’Toole toen nog eerste keus was voor de titelrol.

Uiteindelijk castte Roeg Bowie voor de hoofdrol (‘Ik had geen acteur nodig, wel iemand die er ook uniek uitzag’). Zijn gage van 250.000 dollar hield ook in dat hij de filmmuziek zou componeren, maar ruzie met de producenten deed Bowie afhaken wat het muzikale aandeel betreft. De ruwe versie van de film werd gemonteerd op de muziek van Pink Floyds Dark Side of the Moon. Finaal stelde John Phillips (gewezen frontman van The Mamas and the Papas) de eclectische soundtrack samen, gaande van country & western tot esoterische composities en muziek van Stomu Yamashta. In 1987 maakte Bobby Roth een TV-film remake (bedoeld als een pilot van een reeks die er nooit kwam) van The Man Who Fel lto Earth, waarin Paul Meyersberg en Walter Tevis als schrijvers worden vermeld.

Cutter Graeme Cliffords bijdrage aan het werk van Roeg beperkt zich tot twee films, Don’t Look Now en The Man Who Fell to Earth. In 1982 debuteerde hij als regisseur met Frances, een even harde als gevoelige biopic over de tragische carrière van de actrice Frances Farmer, slachtoffer van de blacklisting.

Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.