The Roeg Files: Walkabout (1971)

Walkabout desert walk
Verdieping 30 apr 2025
In deze longread dompelt Patrick Duynslaegher je onder in de classic Walkabout (1971).

Roegs eerste soloregie is deze in Australië opgenomen mythische parabel waarin een meisje van veertien en haar broertje van zes na de zelfmoord van hun daddy tijdens een picknick in de outback, hun weg terug moeten zoeken naar de bewoonde wereld. In hypnotiserende beelden vat Roeg hun tocht door dit bedrieglijk paradijs terwijl de Aboriginal jongen die ze ontmoeten hen beschermt tegen de gevaren van een onbekende natuur maar ook voor seksuele spanning zorgt. Hun louterende tocht is ook een initiatie, zowel voor de kinderen als voor de Aboriginal die bij wijze van initiatierite tijdelijk is verbannen van zijn stam. De omzwervingen in de woeste natuur staan in scherp contrast met de beginscènes, een montage van het moderne consumentenleven in een westerse stad, Sidney, waarin Roeg in zijn beeldcomposities van totaalopnamen en abstraherende detailopnamen architectuur duidelijk naar Antonioni lonkt. Meesterlijk is ook het terugkerende shot van een rode bakstenen muur die als een schuifdeur uitgeeft op de wildernis.

Walkabout Brickwall filmstill
Walkabout (1971)

Gebaseerd op een jeugdroman van de Australische schrijver James Vance Marshall, laat scenarist Edward Bond (Brits toneelschrijver wiens gedurfde apocalyptische stukken vaak met censuur te kampen hadden) zijn spaarzame dialogen weergalmen in de onmetelijke ruimte van een ongerepte natuur. De eerste pogingen om Walkabout gefinancierd te krijgen sprongen trouwens af omdat de grote filmmaatschappij Bonds script te karig vond, terwijl het volledig tegemoetkwam aan Roegs voorkeur voor "zo weinig mogelijk script." De film opent met de tekst: "In Australia, when an Aborigine man-child reaches sixteen, he is sent out into the land. For months he must live from it. Sleep on it. Eat of its fruit and flesh. Stay alive. Even if it means killing his fellow creatures. The Aborigines call it the WALKABOUT. This is the story of a Walkabout."

De leidraad van de film _ de met obstakels bezaaide tocht van de wildernis naar de beschaving _ is zo simpel en transparant dat je je makkelijk kan blindstaren op de symbolen en metaforen die, inderdaad, voor het grijpen liggen. Met bijvoorbeeld de Aboriginal jongen als Rousseau’s Nobele Wilde wiens (over)leven in de natuur, superieur is aan de stedelijke beschaving. Zelfs de epiloog lijkt dit te suggereren: het intussen volwassen meisje, nu getrouwd met een krampachtige kantoorklerk, en wonend in hetzelfde woonblok uit haar kinderjaren, hunkert nostalgisch naar de idyllische tijd in de rode woestijn. Het feit dat de vier personages geen naam hebben maar aangeduid worden als The Girl, Brother, Aboriginal en Father, maakt hen veeleer symbolisch dan concreet. Maar het proberen vastpinnen waar de personages en hun survival precies voor staan doet de film geen recht aan en reduceert wat we zien tot een simpel overlevingsdrama.

  • Walkabout girl brother aboriginal
  • Aboriginal Brother

Wie zich laat meeslepen door de zachte picturale stijl van Nicolas Roeg wordt ondergedompeld in een sprookjesachtig avontuur vol verbazing en betovering en waarin de wildernis meer is dan gewoon een wildernis. Of zoals Roger Ebert in zijn recensie opmerkte: “Roeg’s desert in Walkabout is like Beckett’s stage in Waiting for Godot. That is, it’s nowhere in particular, and everywhere.”

In zijn visualisering streeft Roeg, die ook verantwoordelijk was voor de cinematografie, inderdaad geen realisme na. Zo is er relatief weinig aandacht voor de fysieke beproevingen die de twee kinderen doorstaan. Ze moeten wel op de blaren zitten en hebben uitgedroogde lippen maar het is niet alsof ze door de hel gaan. (De infernale versie van de Robinson Crusoe mythe vertelde Roeg later in Castaway uit 1983). Mede door de adembenemende cinematografie en de hunkerende, klagende score van John Barry (compleet met hemelse koorzang) wordt de Australische outback en rode woestijn een mythische plek, wat ook de film mystiek maakt en de realiteit hallucinatoir. Het verandert de film in een droom waarin de kinderen in het Australische binnenland verdwalen en waar ook een vrijheid heerst die contrasteert met de vervreemding van het Britse koloniale leven dat als verstikkend wordt ervaren. Hoe belachelijk ogen ze in hun oubollig schooluniform te midden de verpletterende open ruimte die Roeg verkent via gigantische zooms van een verre afstand.

Net als Performance is er sprake van een botsing tussen culturen, maar dit keer gaan de twee tegenstellingen niet fusioneren en krijgen ze een tragische afloop: de aboriginal verhangt zichzelf wanneer het meisje geen acht slaat op zijn rituele paringsdans.

Walkabout uniforms

Walkabout is de eerste film waarin Nicolas Roeg zijn film eindigt met een effect dat hij later ook nog zal toepassen in Eureka: een temporele ontkoppeling die wat we gezien hebben transformeert in iets raadselachtiger en irreëler dan we dachten gezien te hebben, wat aan de film de allure geeft van een waanzinnige dagdroom. De bevreemdende elementen in het verhaal worden door Roeg bewust niet opgelost, zoals de zelfmoord waarmee de film begint en eindigt. Ook de relatie tussen het meisje en de natuurjongen is ver verwijderd van de mierzoete romantiek van een film als Blue Lagoon (1980) en blijft tot op zekere hoogte onopgelost.

Roeg hanteert hier ook al de techniek van een dubbel narratief, het een audiovisueel, het ander louter sonoor. In de eerste sequentie in Sidney verschijnt er een transistor in beeld terwijl de moeder voedsel bereidt; dit radiootje keert in de film veelvuldig terug en zendt gevarieerde informatie uit waar de kinderen geen boodschap aan hebben. De chaotische opeenvolging van niet altijd goed verstaanbare weerberichten, discussies, reclamespotjes, quiz programma’s etc., functioneert als een contrapunt bij hun avonturen en beproevingen en evoceert ook de absurde drukdoenerij in een geestelijk lege consumptiemaatschappij. De buitenwereld is aanwezig door een gefragmenteerd audiospoor van wat er allemaal omgaat in de bewoonde wereld, volledig los en onverschillig voor wat de kinderen overkomt.

De vele shots van de lokale fauna, exotische vogels, insecten, mieren, leguanen, buideldieren zijn geen inserts in het avontuur van de kinderen maar scheppen een quasi parallelle actie van een dierlijk leven dat zich buiten de kinderen om ontplooit (een van de gekste beesten duikt op terwijl de kinderen vredig aan het slapen zijn). Zelfs de Australische bodem, de glinsterende rotsen, de onvruchtbare rode zandduinen zijn een levende materie voor Roegs nieuwsgierige en verbaasde blik. Wat Roeg ook doet is voortdurend switchen van micro (de insecten en het ongedierte; maar ook de speelgoedautootjes van de kleine jongen die voor een enkele mooie trompe l’oeil- effecten zorgen) naar macro (de menselijke figuren en hun ruime omgeving; maar ook een zekere kosmische dimensie).

Walkabout landscape

Hun tocht wordt geregeld onderbroken door korte shots, zowel flashbacks als spookachtige visioenen, terwijl de vele zonsondergangen het verloop van de tijd markeren. Korte flitsen vergelijken het stadsleven ook met het leven van de natives, zoals het door elkaar monteren van beelden waarin de Aboriginal met zijn speer een kangoeroe doodt met beelden waarin een slager met zijn mes door hompen vlees snijdt. Een andere scène wisselt af tussen de kinderen die in een boom klauteren en aan de takken hangen en een groep dansende Aboriginals in en rond de uitgebrande auto en het lichaam van de vader. Ook speelt hij subtiel met de chronologie die niet klok gebonden is maar meer overeenstemt de non-lineaire tijdsbeleving van de Aboriginals.

In de oorspronkelijke jeugdroman was de erotische dimensie minder expliciet en wordt de dood van de Aboriginal toegewezen aan een verkoudheid maar ook aan ‘autosuggestie’, een fenomeen dat in de film geïmpliceerd wordt maar niet wordt verklaard.

Railway children filmstill© Railway Children

Jenny Agutter was al bekend voor haar preutse rol in de succesvolle tv-serie The Railway Children, en schokte haar fans door haar schooluniform uit te trekken om naakt te zwemmen. De zwempartijen, eerst door het meisje in haar eentje, later in de weemoedige terugblik door het spiernaakte trio in een aards paradijs van magnifiek zuiver licht en water, horen tot de meest lyrische sequenties in de film. De twee andere acteurs waren onervaren. Roegs zoontje Lucien speelt de kleine jongen.

Storm boy filmstill© Storm Boy

De Aboriginal David Gumpilil was een danser uit een kleine stam uit het noorden van Australië. Roeg ontdekte hem maar had geen concreet bewijs van zijn leeftijd. Na zijn debuut werd Gumpilil een vertrouwde verschijning in Australische films (Storm Boy, Mad Dog Morgan, The Last Wave, Rabbit-Proof Fence, The Proposition, 10 Canoes, Australia). Hij overleed in 2001.

Samen met Wake in Fright (1971) van de Canadees Ted Kotcheff en They’re a Weird Mob van de Brit Michael Powell is Walkabout een van de beste Australische films gemaakt door een outsider. Die bovendien ook filmde op plekken en locaties die nog nooit door een westerling waren bezocht. Volgens Gideon Bachman (in Sight & Sound) behoren de films van Roeg en Kotcheff ook tot ‘the most expressive of what seems to be a typically Australian feeling for landscape, light, distance, isolation, animal life and loneliness.’ Roeg had al eens eerder in Australië gefilmd toen hij de camera operator was voor Fred Zinnemanns The Sundowners (1960). Toen had hij al het maximum gehaald uit de indrukwekkende landschappen in de outback, maar veel van de visuele poëzie werd er door de studio uit gekieperd omdat dit de plot niet vooruit hielp.

Walkabout is ook interessant om te vergelijken met soortgelijke films over kinderen die in de jungle stranden, zoals Peter Brooks Lord of the Flies (1963) en John Boormans The Emerald Forest (1985), waarin net als in Walkabout, de zoon van de regisseur, Charley Boorman, de rol van de verdwenen blanke jongen speelt. Op zeker ogenblik waren de filmrechten in handen van Richard Lester voor wiens Petulia (1968) Roeg de cameraman was.

Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.