- ...
- home
- nieuws
- the roeg ...
The Roeg Files: Cold Heaven (1992)

De zesde en laatste film die Theresa Russell maakte met haar man Nicolas Roeg is een suspense-mystery over een overspelige vrouw, Marie Davenport (Theresa Russell), die zich een atheïst waant, maar wier onderdrukt geloof in God op de proef wordt gesteld als haar echtgenoot, de gevierde patholoog Alex Davenport (Mark Harmon), omkomt bij een speedbootongeluk in Acapulco. Want daar blijft het niet bij: nog voor de autopsie is zijn opgebaarde lichaam plotseling verdwenen. Ondanks de noodlottige klap op zijn schedel en de opgelopen hersenschade komt Alex’ lichaam miraculeus weer tot leven in een hotelkamer in Carmel (een badplaats in Californië die ik blijf associëren met Clint Eastwood die er een tijdlang burgemeester was, maar waar in de film vooral nonnen en zwartrokken de plak zwaaien). Je zou voor minder het noorden verliezen. Marie worstelt dan ook met een knoert van een gewetenscrisis en tegenstrijdige emoties die heftiger worden naarmate de onverklaarbare gebeurtenissen zich opstapelen.
Het is ook de eerste film van Roeg waarin zijn belangstelling voor het bovennatuurlijke een uitgesproken religieuze invulling krijgt. Dit religieus rooster drukt hij op zijn vanouds bekende obsessies: identiteitscrisis, overdracht van schuld (zijn link naar vadertje Hitchcock), viering/onderdrukking van seksuele impulsen, kosmische dimensies, turbulente innerlijke landschappen.
Van bij de scène van het bootongeval dat de echtgenoot (tijdelijk) fataal wordt, krijgen we een verdrinkend Mariabeeld te zien en de hele film door strooit Roeg gul met symbolen uit de christelijke iconografie. Hiervoor haalde hij zeker de mosterd uit de oorspronkelijke roman van de Noord-Ierse schrijver Brian Moore, wiens katholieke thematiek ook de andere verfilmingen van zijn werk kruidt: The Luck of Ginger Coffey (1964) van Irvin Kershner, Torn Curtain (1966) van Alfred Hitchcock, The Blood of Others (1984) van Claude Chabrol, The Lonely Passion of Judith Hearne (1987) van Jack Clayton en Black Robe (1991) van Bruce Beresford.
Zoals in Don’t Look Now en The Man Who Fell to Earth is water in al zijn verschijningsvormen een belangrijk visueel motief, maar nog opvallender zijn de beelden die naar de hemel wijzen, met niet enkel panorama’s van zonovergoten of onheilszwangere wolkenformaties maar ook geregeld shots die een opwaartse beweging maken alsof ze zich tot een hogere macht richten.
Roegs montage-experimenten met flash-forwards (zoals van Theresa Russell op de top van een klif), cross-cutting en subliminale cuts dienen hier minder om de lineaire tijd te doorbreken dan om in de gedachten van de protagonist te woelen, haar geloofscrisis en haar twijfels te visualiseren. Roeg maakt hiervoor ook dankbaar gebruik van een stream of consciousness, wat dieper gaat dan de klassieke monologue intérieure (innerlijke monoloog). We horen hier ‘realtime’ wat er in het hoofd omgaat van Theresa Russells personage dat na Alex’ terugkeer uit de dood opgescheept zit met een grote frustratie: ze was net van plan om haar vreemdgaan met Daniel Corvin (James Russo), een collega van haar man, op te biechten. Het zijn flarden uit haar gedachten die ze fluisterend uitspreekt en die soms onduidelijk of onverstaanbaar zijn, waardoor deze zeer artificiële techniek ‘realistisch’ overkomt (wat een beetje de definitie zou kunnen zijn van de fundering van Roegs cinematografische stijl).
Met de geregelde verschijningen van de doodverklaarde echtgenoot, lijken we wel in een arthouse versie van een zombiefilm aanbeland. Roeg zoekt hier naar een subtiel evenwicht tussen spirituele huiver en flitsen van pure gore, zoals de echtgenoot die tijdens een van zijn geheimzinnige aanvallen zijn vrouw met zijn bloed onderkotst.
Terwijl de toeschouwer haast even geschrokken is als Theresa Russell wanneer haar man plotseling uit de dood verrezen lijkt, was er toch al vroeger een bovennatuurlijke dimensie in de film geslopen. Naarmate de film vordert drijft Roeg die bizarre elementen op, met vlinders die de vrouw naar de rotsen sturen waar de Maagd Maria zich aan haar openbaart. Het klooster in Carmel waar ze een antwoord op haar existentiële vragen zoekt, doet nog geen klein beetje denken aan het klooster in dezelfde Mission bouwstijl uit Vertigo (1958) en ook de door Talia Shire gespeelde non lijkt zo ontsnapt uit de mythische thriller van Hitchcock.
De hele santenboetiek van occulte, demonische en christelijke tropen en motieven leidt onvermijdelijk naar een stormachtig visioen aan de rotskust waarin de natuurelementen een overrompelende en verpletterende rol toebedeeld krijgen. Wat dan weer doet denken aan I Know Where I’m Going (1945), Gone to Earth (1950) en Black Narcissus (1947) van Michael Powell en Emeric Pressburger, de grote pioniers van de ‘Mad Poet’ traditie waar ook Roeg toe behoort.



Van de toeschouwer wordt in deze ultieme scènes een grote bereidheid van ‘opschorting van ongeloof’ (of ‘suspension of disbelief’) vereist. Iets wat kennelijk moeilijker te aanvaarden is voor mirakels (het groene kruis op de rotsen in de duinen) dan voor een buitenaards wezen (David Bowie in The Man Who Fell to Earth). Dat Roeg hier de religieuze toer opgaat betekent niet dat hij zich inhoudt in de seksscènes. Rauwe zinnelijkheid wordt hier vaak in verband gebracht met spirituele furie en religieuze epifanie. De vrijscène waarmee de film opent is met de gebruikelijk zwier en het ontbreken van enige valse schroom geregisseerd maar in de latere liefdesscène waarin Russell ‘fuck me’ schreeuwt, zijn het sacrale en het seksuele innig vervlochten en krijgen we dezelfde Eros en Thanatos dynamiek als in Bad Timing en Eureka.
Theresa Russell’s getormenteerd personage en het concept dat de doden weer tot leven komen geven aan Cold Heaven een film noir-achtige doem, overstemd door metafysische ballast. En ook de praatsessies met de Karmelieten zuster Martha (Talia Shire), priester Niles (vertolkt door Will Patton, bekend voor zijn vertolkingen van onbetrouwbare types) en vooral Monseigneur Cassidy (Richard Bradford) zijn geforceerd en zwaarwichtiger dan de film dragen kan.
Roegs constante verbeelding in een mindere film zorgt er ook voor dat de uiteindelijk behoorlijk moraliserende en conservatieve boodschap waarmee we huiswaarts worden gestuurd iets verteerbaarder wordt. Want wat blijkt, de safe haven waar Russell zo wanhopig naar op zoek is en die ze op aanraden van de Maagd Maria moet heropbouwen, is haar huwelijk. Een wat vreemde conclusie voor een regisseur die zijn carrière lang polymorfe seksualiteit vierde. Of is er misschien een autobiografisch kantje aan dit omslachtige eerbetoon aan het instituut van het huwelijk? Een ultieme poging van Roeg om hun stukgelopen relatie alsnog te redden? Na hun zesde en laatste samenwerking gingen Roeg en Russell uit elkaar. Als het einde van hun huwelijk een even groot zootje was als in deze film, dan moeten het geen fraaie tijden geweest zijn.
Cold Heaven is a fine story lost in the cloudbanks of mysticism
Nog een weetje voor locatiespotters. Voor de scène in Russell en Harmons hotelkamer in Mexico werden de binnenopnamen gemaakt in het befaamde Ennis Brown House van Frank Lloyd Wright. Een huis dat gebouwd werd in 1924 in Los Angeles in Mayan Revival stijl en dat ook al figureerde in Buffy the Vampire Slayer, Day of the Locust en Blade Runner.
Zoals wel meer films van Roeg had Cold Heaven een moeizame productiegeschiedenis. Al in 1985, twee jaar na het verschijnen van Brian Moore’s roman, plande Roeg een verfilming naar een scenario van Allan Scott, de scenarist met wie hij al had samengewerkt voor Don’t Look Now. Maar andere projecten kregen voorrang. Pas in de zomer van 1989 kon de verfilming beginnen. Het script van Scott had dezelfde basisplot als het verhaal van Moore, maar bevatte toch drastische wijzigingen. Het getrouwde paar was niet langer New Yorks maar Californisch, en hun noodlottige vakantie voerde hen niet langer naar het Franse Nice maar naar het Mexicaanse Acapulco. Nog voor de film voltooid was, ging de productiemaatschappij over kop, zodat de film pas in 1992 in première kon gaan op het Palm Springs Festival.
Het onthaal door de pers van Cold Heaven was vernietigend. ‘A jumbled bad dream’ en ‘a visual aria without much of a tune,’ schimpte de Amerikaanse pers. ‘Cold Heaven is a fine story lost in the cloudbanks of mysticism,’ schreef David Thomson.

Patrick Duynslaegher
Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur van Knack Focus was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s Vrouw tussen hond en wolf, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.