- ...
- home
- nieuws
- the roeg ...
The Roeg Files: Aanvullende filmografie

CASTAWAY (1986)
Met Oliver Reed, Amanda Donohue, Georgina Hale, Frances Barber, Tony Rickards.
Is er echt behoefte aan een film die gedetailleerd aantoont hoe oervervelend het leven op een verlaten eiland wel moet zijn? Nicolas Roeg toont in Castaway hoe twee mensen wegvluchten uit de beschaafde wereld - zo dat al een juiste typering is van hedendaags Londen - naar een paradijselijk eiland tussen Nieuw-Guinea en Australië en daar natuurlijk hun illusies een voor een verbrijzeld zien. Als ze elkaar beu zijn kunnen ze zich nergens verstoppen; ze zitten tot het bittere eind van het experiment opgezadeld met elkaars naakte aanwezigheid. Jawel, het gaat hier om een experiment. Gerald Kingsland (Oliver Reed), een uitgever van middelbare leeftijd met bijhorende bierbuik, plaatste in het weekblad Time Out het zoekertje ‘Writer seeks wife for year on a tropical island.’ Terwijl hij in symbolische voorafschaduwingen van dit Zuidzee-avontuur in zwembaden plonst en thuis verlangend naar zijn goudvissen staart, beantwoordt de 25-jarige Lucy Irvine (uitstekend vertolkt door nieuwkomer Amanda Donohoe) zijn oproep. Londen is immers kil en vijandig en haar weekendflirten zijn al even saai en grijs als haar werk bij de belastinginspectie.
Hun half gedwongen samenzijn op het onbewoond eiland wordt uiteraard een reis vol zelfontdekking. Dat ze absoluut niet bij elkaar passen maakt het er niet makkelijker op. Gerald gedraagt zich als een macho-hengst (maar toegegeven: wat valt er anders te beleven op zo’n eiland uit zonnecrème commercials?) en Lucy zoekt allerlei listen om niet te moeten geven wat haar partner verlangt. De hele film is een lang uitgesponnen en in allerlei variaties gekneed drama van seksuele spanningen, niet ingeloste verlangens en frustraties. Komt daarbij dat de twee avonturiers de nodige medische producten vergeten zijn en de omgeving lang niet zo idyllisch is als in de reisfolders. Met als gevolg dat hun beider lichamen (waar ze uitvoerig mee uitpakken) door insectenbeten en ondervoeding gestaag aftakelen.
Deze ironische versie van de Robinson Crusoe-mythe is wel degelijk gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Het centrale idee van de film is kennelijk dat Gerald en Lucy (die beiden over hun belevenissen een boek schreven waarop het filmscenario gebaseerd is) in twaalf maanden de ervaringen meemaken waar de meesten onder ons een heel leven voor nodig hebben. Het kost Roeg geen moeite om de paradijselijke gevangenis in de Seychellen verrukkelijk mooi in beeld te brengen. Hij weet als geen ander hoe helder water en witte stranden te fotograferen maar de rechttoe rechtaan vertelling van zijn zeer eentonig scenario berooft hem ook van de complexe flashback en flashforward constructie die vroegere films (Don’t Look Now, Bad Timing, Eureka) stilistisch uniek maakten.

Castaway zal enkel indruk maken op lieden die nog geloven in de romantische, maar hopelijk intussen toch versleten illusie van het geluk met zijn tweetjes op een onbewoond exotisch eiland. David Thomson vindt Castaway een onderwerp voor Bunuel of Strindberg. Wie deze film absoluut in het oeuvre van Roeg wil situeren, citeert niet Walkabout, de film die omwille van het thema van stadskinderen die in de wildernis verdwalen nochtans de meest voor de hand liggende parallellen biedt, maar Performance en Eureka. Deze beide films zijn namelijk gebaseerd op het idee dat een machtige protagonist een teruggetrokken, geïsoleerd bestaan leidt (respectievelijk Mick Jagger in zijn psychedelische Notting Hill kelder en Gene Hackman op zijn tropisch eiland) dat bedreigd wordt door de invasie van een destructieve en/of nieuw leven inblazende outsider.
SWEET BIRD OF YOUTH (1989)
Met Elizabeth Taylor, Mark Harmon, Valerie Perrine, Seymour Cassel, Rip Torn.
Elizabeth Taylor speelt in de Tennessee Williams verfilming Sweet Bird Of Youth de beroemde (fictieve) actrice Alexandra Del Lago die na zeven jaar afwezigheid haar comeback maakt, maar zo bang is dat het publiek haar zal afwijzen dat ze in volle première in paniek de zaal uitstormt. Ze vlucht naar Palm Beach alwaar ze getooid met smaragden op het strand paradeert en zich laat masseren door de gigolo Chance Wayne (Mark Harmon) die dan wel een paar jaartjes jonger is, maar voor zijn professie toch een tikkeltje te oud. Alexandra neemt haar nieuwe scharrel mee op reis en samen bezoeken ze zijn geboortestadje waar hij de draad probeert op te nemen van zijn jeugdliefde voor Heavenly Finley, dochter van een lokale politicus die in het stadje de plak zwaait. Chance weet niet dat Heavenly gedwongen werd een abortus te ondergaan nadat hij haar zwanger had achtergelaten. De tirannieke Boss Finley (Rip Torn) zint op wraak en geeft zijn acolieten de opdracht Chance te castreren. Maar eer het zover komt, ontstaat er tussen de gigolo en de glamourster een dubbelzinnig machtsspelletje waarbij het niet duidelijk is wie wie domineert. Probeert hij haar nu uit te schudden of wil hij alleen maar dat ze hun contract honoreert: in ruil voor ‘bewezen diensten’ beloofde ze hem een rol in haar volgende Hollywoodfilm. Zoals vaak bij William is het onderscheid tussen echte of gespeelde gevoelens niet altijd even duidelijk. Zoals we ook niet goed weten wie nu de jager en wie nu de prooi is in dit oververhit drama vol destructieve hartstocht.
Elizabeth Taylor is de gedroomde actrice voor de rol van Alexandra De Lago. Als ze tegen haar reisgenoot zegt: ‘By the time I was your age I was already a legend,’ moet je echt geen filmhistoricus zijn om te weten dat ze ook over zichzelf praat. La Taylor is in deze televisieproductie van Sweet Bird of Youth (voor ’t eerst uitgezonden door NBC in 1989) een legende die een legende speelt. De aan drank en hasjiesj verslaafde en verwelkte ster die zichzelf ‘Princess’ laat noemen, werpt op Harmons ontblote bast een niet mis te verstane blik en eist meteen onmiddellijke seksuele voldoening. Inderdaad, het soort rol waarin de megaster krachtig haar tanden zet. Het is haar vierde Tennessee Williams verfilming, na Cat on a Hot Tin Roof, Suddenly Last Summer en Boom (geïnspireerd op The Milk Train Doesn’t Stop Here Anymore). Dialogen als ‘de taal van de goot is bekend voor iedereen die er ooit is ingevallen,’ smelten als lekkernijen in haar gretige mond.
De ironie is dat deze voor de beeldbuis bestemde film trouwer is aan het origineel dan de bioscoopversie uit 1962 met Geraldine Page en Paul Newman in hoofdrollen die ze op Broadway gecreëerd hadden. De ontmannende climax kon toen zelfs niet gesuggereerd worden en regisseur Richard Brooks liet Chance alleen maar in elkaar slaan, gevolgd door een happy end. Helemaal trouw aan Williams is deze nieuwe versie ook weer niet: het schandelijk geheim heet hier abortus terwijl in het oorspronkelijk stuk Chance zijn meisje een venerische ziekte had bezorgd en zij uiteindelijk trouwde met de dokter die haar steriliseerde. Er werd weinig over deze tv-film geschreven en wat er verscheen was veeleer negatief.
Sweet Bird of Youth was as windy as Miami waiting for a hurricane.
HEART OF DARKNESS (1993)
Met Tim Roth, John Malkovich, Isaach De Bankolé, James Fox, Morten Faldaas, Peter Vaughan, Iman.
Marlon Brando beleefde een van zijn meest bombastische momenten toen hij in Apocalypse Now (1979) zijn laatste adem uitblies met de dubbele fluisterkreet: ‘The Horror, the horror.’ Francis Coppola’s Vietnamepos was natuurlijk een vrije bewerking, getransponeerd naar Zuidoost-Azië, van de meesterlijke roman Heart of Darkness (1899) van Joseph Conrad. Nicolas Roeg bracht in 1993 een trouwe verfilming van dit symbolisch verhaal over de gruwel en de morele tekortkomingen van een koloniale handelsreiziger die de vermeende orde van diens geest en cultuurbestel gedestabiliseerd ziet worden. Tim Roth is de verteller Marlow die in opdracht van een handelsmaatschappij de Congostroom opvaart op zoek naar Kurtz (John Malkovich), een zieke handelsagent die diep in het regenwoud ten prooi is aan verschrikkelijke waanzin en door de bewoners als een god wordt vereerd. Natuurlijk wordt ook Marlow onderweg geconfronteerd met barbaarse krachten en de ondergang van de westerling. En uiteraard groeit zijn tocht door het oerwoud uit tot een zelfontdekkingsreis, een afdaling in het eigen onderbewustzijn. Al is dit dan een dimensie van Conrads verhaal die in deze vrij vlakke verfilming niet echt tot zijn recht komt. Verbazend omdat Roeg (Walkabout, Bad Timing) de uitgelezen cineast lijkt om de verschillende lagen in dit verhaal in een visionaire beeldentaal te vatten. Kennelijk was het benepen tv-format en navenant budget (het betreft een productie van Ted Turners TNT) te krap om deze epische tocht naar het hart der duisternis volwaardig te realiseren. Het kijkplezier wordt verder gehinderd door de onvermijdelijke echo’s naar Coppola’s grandioze visie op hetzelfde basismateriaal.
Aardig meegenomen zijn dan weer allerlei referenties naar de Belgisch-Congolese context van het verhaal: de naamloze ‘Company’ die staat voor ‘Société Anonyme Belge pour le Commerce du Haut-Congo’: de foto van Leopold II die door een van de handelsagenten gekoesterd wordt; de wreedheden begaan in naam van deze vorst; de kolonisatie als dekmantel voor strooptochten naar ivoor.



TWO DEATHS (1995)
Met Sonia Braga, Michael Gambon, Patrick Malahide, Ion Caramitru, Sevilla Delofski.
Misschien wel de somberste film uit Roegs carrière is dit door de BBC gefinancierde verhaal over macht, passie en obsessie in een politiek verscheurd Oost-Europees land waarin we overduidelijk Roemenië herkennen. Gezien de dominante hoofdrol wordt gespeeld door Michael Gambon, de acteur uit The Cook, the Thief, His Wife & Her Lover (1989), en de actie gecentreerd is rond een uitbundig buffet versterkt de echo’s naar de misantropische excessen van Peter Greenaway.
Gambon speelt andermaal een figuur die de incarnatie is van het absolute kwaad. Daniel Pavenic is een Roemeense arts met connecties die duidelijk in de gunst staat van de Ceaucescu-achtige bewindslieden. Ongehinderd door de paleisrevolutie die achter de muren van zijn domein woedt, gaat alle aandacht van Pavenic naar het jaarlijks reüniediner, klaargemaakt door zijn blinde kok en opgediend door zijn raadselachtige huishoudster Ana (Sonia Braga). Alle aandacht is misschien overdreven, want geregeld laat Pavenic zijn drie gasten achter om de gewonden te verzorgen van de schermutselingen op straat. Al snel blijkt dat hij dit niet uit naastenliefde doet, want terwijl de champagne rijkelijk vloeit en de oesters, de vis-en de vleesschotels, de nagerechten en de kazen de revue passeren, onthult hij zijn seksuele obsessie voor Ana, en hoe en waarom hij ze tot zijn willige slavin maakte. Dat maakt ook de tongen los van de genodigden en die maakten evenzeer van seks een machtsspel vol vernedering en wreedheid.
Het is niet erg duidelijk waar Roeg naartoe wil met zijn heen en weer snijden tussen een gewelddadige straatrevolutie en een exclusief obsceen somptueus banket. Dat de totalitaire politiek ook onvermijdelijk wordt voortgezet in de privésfeer, lijkt me toch wat simplistisch en is niet meteen een revelatie. Het biedt Roeg in ieder geval de kans om het schoonmaken van de vis en het snijden van rauw vlees te laten botsen met de slachtpartijen in de stad. Het scenario van Allan Scott (die al met Roeg samenwerkte aan Don’t Look Now, Castaway, The Witches en Cold Heaven) gaat gebukt onder een even opdringerige als weinigzeggende metaforische bovenlaag.

PUFFBALL (2007)
Met Rita Tushingham, Kelly Reilly, Oscar Pearce, Miranda Richardson, Donald Sutherland.
Roegs bescheiden comebackfilm na meer dan een decennium van inactiviteit, werd ook zijn laatste film. De verfilming van Fay Weldons relaas over heksen en zwangerschap kreeg een Britse release maar haalde haast nergens ter wereld de bioscoop.
Afgaande op de kritische reacties mogen we aannemen dat Roegs verbazende carrière niet in schoonheid eindigde. In de niet gesigneerde recensie in Sight & Sound probeert de auteur Puffball te linken aan Walkabout en The Man Who Fell to Earth omdat Roeg ook hier een op het oog ‘normaal’ landschap - het landelijke Ierland - transformeert tot een omgeving waar het onverklaarbare en het bizarre vrij spel krijgen. Voorts zijn er de geritualiseerde ceremonies die we ook in Performance en Track 29 aantreffen, maar Puffball zou nog het meest gemeen hebben met Don’t Look Now. Want ook hier draait het om kinderen, de restauratie van een bouwwerk en sinistere vrouwen met paranormale krachten. Speelde Donald Sutherland de hoofdrol in Don’t Look Now dan mag hij hier slechts opdraven in een bijrol: hij is de gewezen mentor van de protagonist, een architecte (Kelly Reilly) en houdt een oogje in het zeil bij haar restauratie van een cottage.
Volgens de recensent van NRC-Handelsblad ‘rammelt Puffball als een slecht zittend kunstgebit. In deze Fay Weldon-bewerking raakt architect Liffey in een afgelegen dal zwanger en krijgt ruzie met omwonende heksen. Volgt een raar brouwsel van Noorse mystiek, ruige seks in het hooi en ‘special effects’ uit de jaren zestig. Puffball wekt weemoed als je oud genoeg bent, anders hooguit verbazing.’ Philip French noemde het in The Observer: ‘a curious mixture of Cold Comfort Farm, Straw Dogs and Rosemary’s Baby. (De laatste twee titels, van respectievelijk Sam Peckinpah en Roman Polanski, zijn klassiekers, de eerste is een weinig bekende excentrieke komedie van John Schlesinger).

Patrick Duynslaegher
Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur van Knack Focus was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s Vrouw tussen hond en wolf, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.