In De absolute film (1931) schreef Menno ter Braak volgende merkwaardige (en in het licht van de Gance-Napoléon revival) contradictorische paragrafen: "Ruttmann is zonder enige twijfel de sterkste persoonlijkheid die de absolute film heeft voortgebracht. Duitse sentimentaliteit was hem vreemd, zoals Duitse stroefheid hem. van den beginne af eigen was. Als men hem iets kan verwijten, is het dat hij in zijn film Berlin, die Symphonie einer Grosstadt een maal een vrouw met pathetische ogen over de leuning van een brug laat springen, en dat hij met Abel Gance heeft willen samenwerken."
Op het programma staan Opus II en Opus III, twee publicitaire films die anno 1927 de filmfreaks die dweepten met Caligari of Nibelungen voor heel wat kopbrekens zorgden. Vooral omdat Ruttmann heel ironisch zijn films met "man soll sich dabei gar nichts denken" liet voorafgaan. Opus II is, doctrinair bekeken, ongetwijfeld het minst avant-gardistisch. Ruttmann geeft vrij spel aan allerlei nevenassociaties. Vooral boeit de prachtige weekheid der romantische motieven, die als elegante voorwereldlijke kwallen uit een onlichamelijke oerstof opduiken, om er weer in te vergaan. Opus III is ruwer, zwaarder, rechtlijniger, het rijzende bloemachtige motief speelt door de krachtige over elkaar schuivende vlakken. Ter Braak besluit: "Ruttmanns absolute films behoren tot de klassieken der filmkunst, ondanks hun geringe lengte, juist door hun dogmatische, abstracte soberheid winnen zij het pleit."
Image gallery
Generiek
Walter Ruttmann
Meer informatie
geen dialoog
Duitsland
1924