Nicolas Roeg, de onverschrokken visionair

De beeldtaal van Nicolas Roeg was enorm radicaal, zo radicaal dat de eerste versie van Performance - een film die hij samen had gemaakt met Donald Cammell - Warner Brothers zo woedend maakte dat de studio zelfs ermee dreigde Roeg aan te klagen voor professionele incompetentie. In ons huidige tijdperk, waarin artistiek experiment steeds vaker wordt ingeruild voor veiligheid, is een oeuvre als dat van Roeg een godsgeschenk om in te baden. Jump cuts, non-lineaire vertellingen die uiterst gefragmenteerd zijn, associatieve montage, psychoseksuele thema’s, hallucinaties, expliciete seks, identiteitsverwarring - het heeft allemaal zijn plek in de intense puzzels van Nicolas Roeg. Met dit Classics-programma dat te zien is op Film Fest Gent 2025 en The Roeg Files leggen we er nog een puzzelstukje bij.
Bij British Cinema denk je spontaan aan gootsteenrealisme (de kitchen sink-drama’s), de documentaire-traditie en smaakvolle kostuumdrama’s vol onderdrukte emoties en gefrustreerde seksualiteit. Bij Nicolas Roeg niks van dit alles. Zijn films zijn vrijpostig antinaturalistisch, vlammend sensueel en lopen te pronken met hun stilistische gulzigheid. Zijn volslagen antiliteraire benadering zorgt ervoor dat wie zijn films navertelt volledig voorbijgaat aan wat ze uniek maakt. Roegs meest creatieve jaren situeren zich in de seventies en de vroege eighties. Tussen 1970 en 1983 maakt Roeg de zes films waarmee hij zijn stempel drukt op een van de meest innovatieve periodes uit de moderne filmgeschiedenis: Performance, Walkabout, Don’t Look Now, The Man Who Fell to Earth, Bad Timing en Eureka. Een half dozijn films met telkens weerkerende thema’s die vaak te maken hebben met identiteit, ontdubbelen, ambivalente seksualiteit, perceptie (waaronder extrasensory perception - ESP), het visionaire en het kosmische.
Het zijn ook films die stuk per stuk steunen op een aantal vormelijke principes: een gefragmenteerd narratief, gedurfde crosscutting, mentale landschappen, psychische constructies. Zelf noemde Roeg zijn associatieve montages “oefeningen in filmgrammatica”. Met zijn technisch verbluffende films geeft de Brit dan ook masterclasses in montage, kadrering, beeldcompositie, tempo en het integreren van het symbolische in het narratieve.
In de hoofdrollen castte hij naast zijn muze Theresa Russell vaak pop- en rocksterren: Mick Jagger, David Bowie, Art Garfunkel. Roegs personages zijn mensen die op plaatsen terechtkomen waar ze niet horen te zijn - de bekende ‘fish out water’-pitch, maar dan niet als komisch uitgangspunt, wel als karakterstudie. De gangster die zich verstopt in de bedrieglijke mannengrot van een rockster (Performance); de witte kinderen die verdwalen in de Australische outback (Walkabout); het rouwend Engels echtpaar dat zich verliest in een labyrintisch Venetië (Don’t Look Now); de alien die de aarde bezoekt maar vernietigd wordt als hij ons menselijk gedrag overneemt (The Man Who Fell to Earth); de keurige psychologieprofessor die in het Wenen van Freud alle remmen loslaat en zijn bewusteloze vriendin verkracht (Bad Timing); het bekvechtend koppel dat op een onbewoond eiland tot elkaars gezelschap veroordeeld is (Castaway); de mysterieuze indringer die pretendeert een verloren zoon te zijn (Track 29).

Roeg gelooft niet in de dictatuur van het zaligmakende script. Het scenario is voor hem een trampoline, een aanzet. Waarom zou je de film nog maken als alles al in het script staat? Zijn films zijn geen gesloten systemen, maar open structuren vol verborgen verbanden, vatbaar voor interpretatie en tegenstrijdige emotionele reacties. Ze zijn prismatisch en bieden nieuwe perspectieven op de werkelijkheid. Om zijn doel te bereiken rekent Roeg natuurlijk ook op de toeschouwer, die wordt aangezet om mee te zoeken met een van ‘s werelds grootste narratieve puzzelaars: “I’m interested in the split senses, in engaging people’s attention on more than one surface at a given time.” Het ontbreekt zijn werk niet aan paradoxen; een ervan is dat zijn films tegelijk cerebraal zijn, maar tegelijk ook zeer fysiek, sensueel en vrijmoedig seksueel. Het zijn bij vlagen erotische koortsdromen die compleet indruisen tegen de “No sex please, we’re British”-mentaliteit van een groot deel van de geconstipeerde Engelse drama’s en kostuumfilms. Seksualiteit is bij Roeg geen apart vakje, maar stroomt als een wilde rivier doorheen zijn oeuvre. Seks kan tegelijk teder, helend en heftig zijn, zoals in Don’t Look Now, maar ook weerzinwekkend, zoals de quasinecrofiele seks in Bad Timing.
Geen enkele van zijn films heeft geld opgebracht, maar dat heeft Nicolas Roeg er nooit van weerhouden - wel integendeel - om te blijven experimenteren met de visuele taal en de conventies van de narratieve cinema. Zo fluïde de seksualiteit in zijn films kan zijn, zo fluïde is ook de tijd en het tijdsbesef. “I realised I’ve spent all my life creating a past”, merkte Roeg ooit op (wiens werk haast even proustiaans is als dat van Terence Davies). Het ontbreken aan box office appeal heeft uiteindelijk wel zijn tol geëist. Roeg kreeg het in de jaren 1990 almaar moeilijker om zijn projecten gefinancierd te krijgen. In de laatste fase van zijn carrière zocht hij zijn toevlucht tot tv-producties, afleveringen van series en kleinschalige projecten die met moeite het reguliere bioscoopcircuit haalden. De laatste decennia geraakte Roeg helemaal in de vergetelheid.

Roeg was als regisseur een laatbloeier en al veertig toen hij zijn eerste film, Performance, (co)regisseerde. Hij was toen wel al bijna een kwarteeuw bedrijvig in de Britse filmindustrie. Beginnend in 1947 doorliep hij de verschillende staties van het streng hiërarchische Britse filmberoep: clapper boy, assistent-monteur, filmcameraman, televisiecameraman, coscenarist (van Cliff Owens A Prize of Arms uit 1962), om dan in de jaren 1960 naam te maken als volwaardig cinematograaf, ook wel director of photography genoemd. Omdat Roeg als D.o.P. al een uitgesproken visuele stijl hanteerde, tonen we in dit programma ook drie sleutelfilms uit zijn carrière als cinematograaf: The Masque of the Red Death (1964), Fahrenheit 451 (1966) en Petulia (1968). Drie films waarin hij met kleur experimenteert en vastgeroeste fotografische regels aan zijn laars lapt. Roeg werd ook ingehuurd als cinematograaf voor Doctor Zhivago (1965), maar lag voortdurend overhoop met regisseur David Lean, die vond dat het hem aan respect ontbrak. Hij werd uiteindelijk vervangen door Freddie Young, alhoewel ook zijn bijdrage in de voltooide film te bewonderen is. (Young won een Oscar, maar Roeg bleef onvermeld in zijn dankwoord.) Tussendoor maakte Roeg ook reclamespotjes als broodwinning, zoals menig Brits regisseur, van Lindsay Anderson tot Joseph Losey en van Alan Parker tot Tony Scott. En al gleed hij later in de marges, het werk van Roeg is wellicht het meest fascinerende van eender welke Britse tijdgenoot. Hij filmde alsof de tijd niet bestond. Zijn werk vraagt om volle overgave aan het ongrijpbare. En precies daarin schuilt zijn blijvende kracht.

Patrick Duynslaegher
Van 1972 tot 2011 was Patrick Duynslaegher filmcriticus voor Knack magazine, waar hij van 2001 tot 2011 hoofdredacteur was. Van 2011 tot 2018 was hij artistiek directeur van Film Fest Gent. Hij schreef onder meer voor Sight & Sound, the International Film Guide, Variety en Vrij Nederland. Hij is de auteur van vier boeken, een over André Delvaux’s ‘Woman in a Twilight Garden’, een verzameling reviews, een overzicht van 100 jaar cinema in reviews en een kritische studie over het werk van Martin Scorsese.