Miklos Jancso is op dit moment wel de meest beroemde Hongaarse kineast. En niet zonder reden. Jancso is de meester geworden in geniale kamerabewegingen, die hij in eindeloze ononderbroken cirkel- en spiraalfiguren weet op te voeren. In al zijn films gaat het hem om revolutionairen en antirevolutionairen. Soldaten, boeren grondbezitters, revolutionairen en studenten draaien om elkaar tegen een historische achtergrond in een uitstekend knap gefilmde dans waarin zij elkaar naar het leven staan.
Wie zich "De Hopelozen" en “Roden en Witten" -allebei in de Skoop reeds gedraaid- herinnert, zal deze film ditmaal in kleuren, niet willen missen.
De proloog voert ons terug naar de moord van Louis Barthou, Frans minister van Buitenlandse Zaken, en op Koning Alexander van Joegoslavië, tijdens diens bezoek aan Frankrijk, te Marseille op 9 oktober 1934. De aanslag werd gepleegd door de Oustachis, Kroatische uiterst rechtse terroristen. De eigenlijke film begint drie jaar vroeger, bij een groepje Oustachis, gestationeerd in Hongarije, vlak bij de Joegoslavische grens. Van daar uit trachten ze de macht van Koning Alexander aan te tasten; met de steun van het Hongaarse bewind oefenen zij zich in het vechten en doden, en leggen daarbij aan elkaar de meest strenge discipline op.
Een zekere dag rekruteren zij een Kroatische nationalist, Marco Lazar, die echter hun niets ontziend nihilisme ontbeert en aldus als het ware een vreemde eend in de bijt wordt. De groep besluit uiteindelijk hem te liquideren, maar eens dood bombarderen ze hem tot nationale held van Kroatië, opdat zijn dood nuttig wezen zou voor de zaak. Op dit eenvoudig schema ent zich de lyrische intrige tussen enkele vrouwen, op de grenzen van het surrealisme af, een schier onaards ballet van pure obsessie.
Jancso herleidt zijn film tot de soberste eenvoud van de geste, de kamera glijdt, wentelt, de personages spreken niet of nauwelijks, behalve tijdens de sleutelscène van de film, als Marco de lange anarchistische rede van Proudhon leest. Hierdoor spant Marco als het ware de veer van het drama op; zij zal zich fataal ontrollen en Marco, die van God noch meester weten wou die ieder staatsidee verafschuwde en iedere staatsinmenging verwierp, sterft door toedoen van een stel seïden van een potentiële toekomstige staat waarvan hij tegen zijn wil de nationale held van wordt.
Een buitengewone plasticiteit kenmerkt deze film, waarin oker en bruin overheersen, samen met het wit van de zich eindeloos uitstrekkende besneeuwde vlakten.
(Jan Boddart)
“Le gouvernement de l' homme par l' homme, c'est la servitude. Quiconque met la main sur moi pour me gouverner est un usurpateur et un tyran. Etre gouverné, c'est être gardé à vue, inspecté, espionné, dirigé, 1égiféré, réglémenté, parqué, endoctriné, prêché, controlé, estimé, apprécië, censuré, commandé par des êtres qui n'ont ni le titre ni la science, ni la vertu. Etre gouverné, c'est être à chaque opération, à chaque transaction, à chaque mouvement, doté, enrégistré, recensé, tarifé,
timbré, toisé, coté, cotisé, patenté, licenciëé, autorisé, apostillé, admonesté, empêché, réformé, redressé, corrigé. C'est sous prétexte d' utilité publique et au nom d' intérêt général, être mis à contribution, exercé, rangonné, exploité, monopolisé, concussioné, pressuré, mystifié, volé, puis, à la moindre résistance, au premier mot de plainte, réprimé, amendé, vilipendé, vexé, tracquê, houspillé, asommé, désarmé, garroté, emprisonné, fusille, mitraillé, jugé, condamné, déporté, joué, berné, outragé, déshonoré. Voilà le. gouvernement. Voilà la justice. Voilà la morale. O, personnalité humaine, se peut-il, que, pendant soixante siècles, tu aies croupi dans cette abjection.”
(Joseph Proudhon)
Image gallery
Generiek
Miklós Jancsó
Tihamér Vujicsics
Jacques Charrier, Marina Vlady
Francis Girod, Gyula Hernádi, Miklós Jancsó, Jacques Rouffio
János Kende
Zoltán Farkas
Jacques Charrier
Meer informatie
Hongaars
Hongarije, Frankrijk
1969