Na het wat zachtere en minder provo- cerende 'No' (2012) keert Larraín hiermee terug naar de taaie en wat zwartgallige cinema van 'Tony Manero' (2007) en 'Post Mortem' (2010). Een viertal oudere priesters met diverse misdaden op hun kerfstok (die niet noodzakelijk met pedofilie te maken hebben) heeft een veilig onderkomen gevonden in een villa aan de Chileense kust waar zuster Monica hen tegelijk in bescherming neemt en aan strenge regels onderwerpt zodat ze een quasi clandestien leven leiden en zich pas op straat wagen als het donker is. De ogenschijnlijke rust wordt helemaal verstoord door de komst van een nieuwe priester die meteen door een onbekende man op een schokkende tirade wordt getrakteerd waarin zijn kindermisbruik onverbloemd wordt uitgeschreeuwd. Als die confrontatie op een drama uitloopt, stuurt de kerk er een andere geestelijke op uit om de zaak op te klaren. Het is maar de vraag of die de waarheid kan en wil onthullen, gezien de priesters in burger om geen diabolisch complot verlegen zitten om hun positie te vrijwaren en hun misdaden te verloochenen en bagatelliseren. En ook de demonische non van dienst laat zich inzake wreedheid en schijnheiligheid niet onbetuigd. De intens claustrofobische sfeer wordt nog aangezet door Larraíns zuinig gebruik van natuurlijk licht. Liefst hult hij het herderlijk gezelschap in een beklemmende duisternis waardoor de geestelijken meer op maffia-figuren lijken en die ook de donkerte en leegheid van hun ziel weerspiegelt. Af en toe lardeert Larraín zijn film ook met een vleugje zwarte humor die de Buñuel van 'Nazarín' (1958), 'Viridiana' (1961) en 'El ángel exterminador' (1962) niet zou verloochend hebben.