C415ed4a c1e6 4f7f b7d4 b23c1ab7489d

OotS - Assia Djebar 1

Een voorstelling in het kader van Out of the Shadows / Courtisane festival.
Assia Djebar (1936 — 2015) werd geboren als Fatima-Zohra Imalayen in het Algerijnse Cherchell in een familie van Berberse origine. Ze was de eerste Algerijnse vrouw die schoolliep aan de École normale supérieure de jeunes filles net buiten Parijs. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog werkte ze met Frantz Fanon voor de krant El moudjahid, waarvoor ze interviews afnam met Algerijnse vluchtelingen in Tunesië en Marokko. Vervolgens ging ze geschiedenis onderwijzen in Rabat en later Algiers. Tussen haar twintigste en dertigste schreef ze vier romans, maar midden de jaren zestig hield ze op met schrijven in het Frans, de taal van de kolonisator. Ze vond nieuwe manieren voor het benaderen van taal en de wereld van de vrouwen uit haar thuisregio middels het medium van cinema, dat ook haar belangstelling voor gesproken en gezongen klanken aanscherpte. “Ik nam, zonder echt te weten of ik een filmmaker ben, de beslissing om een eerste film te maken in november 1975, op de dag van Pasolini’s dood. Ik was geboeid door zijn band met volkspoëzie en de gesproken dialecten van de regio’s die hij op een bepaalde manier op het scherm heeft doorgegeven.” Voor La Nouba des femmes du Mont Chenoua ging Assia Djebar tussen 1975 en 1977 terug naar de berg Chenoua om te luisteren naar en uiting te geven aan de orale geschiedenissen die er worden overgeleverd door vrouwen die anders het zwijgen worden opgelegd. De film kreeg in 1979 de prijs van de critici op het filmfestival van Venetië, maar werd vijandig ontvangen in Algiers wegens te “persoonlijk” en strijdig met het nationalistische project van het gedekoloniseerde Algerije. In 1980 hervatte ze haar carrière als schrijver met Femmes d’Alger dans leur appartement, een verzameling veelstemmige vrouwenverhalen die uitdrukking geven aan Algerije’s collectieve geheugen. Het boek moest de basis worden voor een film over de stedelijke vrouwen van Algiers, die een tweeluik zou vormen met de andere helft over vrouwen in het rurale hinterland. In plaats daarvan doorzocht ze, voor wat haar laatste film zou worden, La Zerda ou les chants de l’oubli (1978-’82), twee jaar lang archiefbeelden van de Franse kolonisator uit de eerste helft van de twintigste eeuw en verweefde die tot een alternatieve visie op de geschiedenis van de Magreb. Assia Dejbar groeide uit tot een van de belangrijkste figuren binnen de Noord-Afrikaanse literatuur en bleef het belang van de verspreiding van de taal en stem van de vrouw aankaarten, terwijl ze ondertussen zelf vormgaf aan wat ze haar “eigen vorm van feminisme” noemde.