
De missie van het in 1966 opgerichte filmerscollectief Fugitive Cinema om de mensen via maatschappijkritische films een geweten te schoppen, kende verwantschap met het engagement van de schrijver Louis Paul Boon. Robbe De Hert was met Boon bevriend en vroeg hem om de hoofdrol te spelen in de kortfilm De bom (1969). Aan zijn zijde speelt de bekende Amerikaanse actrice Betsy Blair, en ook Fons Rademakers en Maurice De Wilde hebben een rolletje in de film.
Boon omschrijft de korte inhoud van de film als volgt: 'Ik ben garagist. Ik heb een benzinestationnetje. Op een dag vind ik een atoombom. De Amerikanen verloren ze in de Kempen. Ik verberg ze. Ik word er een beetje verliefd op. Ik verwaarloos mijn werk, mijn gezin, om over mijn bom te piekeren. Op 't laatste sterf ik, geloof ik.'
Dat gegeven is minder gek dan het klinkt: de film is geïnspireerd door een incident uit 1966 waarbij vier Amerikaanse waterstofbommen waren zoekgeraakt in Spanje. In typische Fugitive-collagestijl monteert De Hert doorheen het fictieve verhaal straatinterviews en archiefbeelden van parlementszittingen. De film is een protest tegen de bewapeningswedloop, maar beklemtoont tevens de machteloosheid van 'gewone' mensen om zich daartegen te verzetten.